Andere Tijden
(26 februari 2006)
'Elly & Rikkert'
Tekst: Emma Jackson
Researtch: Emma Jackson en Edmond Hofland
Regie: Yaèl Koren
Elly en Rikkert Zuiderveld zijn in de jaren zestig hippie-idolen en tien jaar later plotseling het boegbeeld van de EO. Waar het bekende zangduo het eerst zoekt in gezellig samen blowen, de commune en de macrobiotiek, vindt het later zijn heil in het geloof. Dit jaar viert het stel zijn veertigjarig jubileum, tijd voor een terugblik.
‘Wie waagt, die zingt’
De muziekscene rond de Waag in Haarlem
Op de hoek van de Damstraat aan de Spaarne in Haarlem staat een gebouw met vijf verdiepingen en een puntdak. De natuurstenen façade en het achterliggende gebouw stammen van het einde van de 16e eeuw. Oorspronkelijk is de benedenverdieping een waaghal. Een kleine vier eeuwen later, in de jaren ‘60 van de 20ste eeuw, is het etablissement het bruisende centrum van een populaire muziekscène. Het is een troubadourclub, een verzamelplek voor aanhangers van de Engelstalige volksmuziek en het Nederlandstalige luisterlied, dat halverwege de jaren zestig een kleine hype beleeft. In navolging van Franse chansonniers, maar ook Nederlandse zangers als Jules de Corte en Jaap Fischer is er een nieuwe generatie singer-songwriters opgestaan.Boudewijn de Groot, Astrid Nijgh, Joost Nuissl, CCC Inc., Joan Baez, Simon and Garfunkel, Lenny Kuhr; allemaal staan ze in die jaren op het kleine podium van de Waag. De moederlijke Zangeres Cobi Schreijer beheert het etablissement. Zij is verantwoordelijk voor de ruitjeskleden, de franse kaas en de wijn. Zij selecteert de muzikanten en zorgt voor de sfeer, die tussen de spruitjeslucht van de jaren vijftig en de popscene van daarna in hangt. En voor de publiciteit, zoals het AVRO-radioprogramma dat zij zelf presenteert:’Wie waagt, die zingt’.Opkomende talenten met akoestische gitaren uit binnen en buitenland haalt ze naar de kleine club, zo ook Elly en Rikkert. En Cobi, in Elly’s woorden de “muzikale peetmoeder”, schoolt ze waar nodig bij en moedigt ze aan. Boudewijn de Groot weet dat ook nog goed: “Ze was altijd erg enthousiast, over degenen die ze aankondigde…, die presenteerde ze ook altijd aan het publiek alsof het grootste talent van de wereld daar stond. Dus je ging daar ook vol vertrouwen en goede moed op dat podiumpje staan”. Het is vooral hier uit de Waag dat collega muzikanten zich de eerste ontmoeting met Elly en Rikkert herinneren. Joost Belinfante, van CCC Inc (en later bekender als eerste basgitarist van ‘Doe Maar’) weet nog dat Elly op het podium stond: “Ze was elfjesachtig”. Rikkert herinnert hij zich meer als “een soort Nederlandse Donovan”. Aanvankelijk treedt het duo ook in Haarlem apart op, maar al gauw zijn ze onafscheidelijk, zowel op de de bühne, als ernaast. In 1968 trouwen ze. Een jaar voordat Cobi de Waag sluit. Financieel is het etablissement niet meer te bolwerken en de muziekfamilie is dan al uit elkaar aan het groeien.
‘Twee Vreemde Vogels’
Het prille begin
“…Zoals we slenteren langs de wegen, Met onze veren door de regen, Nat gespet, Zoals we vrolijk fluiten tegen, Alle mensen die geen snavel kregen, Zijn we net, Twee vreemde vogels…”
Rikkert Zuiderveld - Vreemde vogels – 1967
Elly Nieman is als kind al begonnen met zingen en wint in 1965, op 19-jarige leeftijd, het prestigieuze ‘Cabaret der Onbekenden’ in Eindhoven met het nummer ‘Weet je’. Ze is een mooi meisje, met fonkeloogjes en een lieflijke stem. Ze neemt een eigen plaat op: ‘Elly Nieman’ (1966) en wordt al snel gevraagd voor tienerprogramma’s, zoals het programma ‘Twien’. Daarin is ze in 1966 te zien: een zelfverzekerde vrolijke meid met een stoere pet op. Rikkert Zuiderveld is dan nog een student, die thuis bij zijn ouders in Naarden woont. Hij houdt ervan om met taal te spelen en schrijft maatschappijkritische liedjes, die hij opvoert met zijn vrienden, zoals bijvoorbeeld cabaretier en regisseur Jop Pannekoek. Het is ook bij Pannekoek thuis dat Elly en Rikkert elkaar leren kennen, in ’65 of ’66, dat weten ze niet meer precies. Al gauw gaan ze samenwonen in Amsterdam. Elly regelt via haar contacten dat Rikkert een plaat met eigen nummers kan uitbrengen. Dat wordt ‘Achter Glas’ (1967). In het begin treden de twee nog apart op, maar in 1968, het jaar dat ze trouwen, nemen ze ook Rikkert’s lied ‘Vreemde vogels’ samen op, en vanaf dat moment brengen ze alleen nog samen platen uit.
‘Ik ben op reis’
Het leven in een commune
“Ik ben op reis, Al weet ik niet waarom, Maar ik luister naar de stilte, En die zegt mij om te gaan, En al verlaat ik al m’n vrienden, Moet ik overal vandaan, Toch weet ik, Er is geen ander spoor, En daarom, Ga ik door”
Ik ben op reis- Elly en Rikkert Zuiderveld 1974
Eind jaren zestig zijn ze echt een hippiestel, op zoek naar een ‘pure’ manier van leven. In Elly’s beleving was het een geleidelijk proces: “Op een gegeven moment ging je je een beetje anders kleden, ook omdat je het mooi vond maar ook om ergens bij te horen, denk ik. En je ging op matrasjes op de grond zitten, met een jointje… Maar dat was de buitenkant, want waar het eigenlijk om ging was de gemeenschapszin, je deelde iets samen. Je wou in ieder geval niet dat establishment, niet de maatschappij.” De Zuidervelds voeren de hippie-idealen steeds verder door. In 1969 verhuizen zij Elly en Rikkert zelfs naar het platteland: Zaltbommel, in Gelderland. Weg van Amsterdam, weg van de kunstenaarsscène. Zoals Rikkert het vertelt: “Dat was voor ons het begin van een zoektocht naar een puurder en oprechter en misschien wel onthechter bestaan, dan het jachtige stadsbestaan…Maar er zat ook een element in van vluchten. Het was heel dubbel, aan de ene kant kon je het wel scharen onder de noemer van ‘idealen’, aan de andere kant zat een heel stuk ‘escapisme’ in de hippiebeweging.” Vluchten of vinden, ze waren in ieder geval iconen van de hippies, wat zij deden was ultra-hip. Ze krijgen kinderen (hun oudste zoon Robin wordt in september 1970 geboren). Uit deze periode stammen ook hun eerste kinderliedjes, zoals de bekende hit ‘de kauwgomballenboom’ en de plaat ‘het Oinkbeest’. Het is een periode van macrobiotisch eten, tweedehands kleding en veel blowen. Rikkert herinnert zich nog hoe hij een producer van de platenmaatschappij volkoren rijsttaart voorschotelde, en daarna een tweede stukje aanbood: “Nou zei hij: ‘Het was lekker maar nee, dank je wel, ik hou toch niet zo van nasi.’” Rikkert kan er nu om lachen. Het echtpaar verhuist naar Drenthe. Vrienden kloppen aan en blijven hangen. Hun huis wordt een commune. Net als bij de jongens van CCC Inc. in Neerkant, waar ze vaak op bezoek gingen. Elly: “We kwamen er graag, we gingen ook samen muziek maken en samen op matrasjes zitten en blowen en kruidenthee drinken”. Maar Elly en Rikkert waren radicaler dan de commune in Neerkant. Niet alleen door hun macrobiotische eten, ook omdat ze alles, maar dan ook alles deelden. Elly: “Je had geen eigen onderbroek, dat vond ik in het begin wel moeilijk hoor. Dat je maar moest zoeken of er nog een schone tussen zat”.
‘Sta op en wandel’
“Alles was werkelijk anders”
“Gisteren zag ik een kind op
het strand, Met een schep in z’n hand, En ogen vol dromen, En hij vertelde mij
van een land, Maar toen ik vroeg, Hoe kan ik daar komen, Zei hij: ga niet over
land of zee, Maar kijk me aan, Dan neem ik je mee”
Sta op en wandel, Elly en Rikkert Zuiderveld 1974
De hippie-idealen spatten in de jaren zeventig genadeloos uit elkaar. Boudewijn de Groot trekt weemoedig de vergelijking met de tijd van de Provo’s, Rock en Roll en de Beatles: “de jaren ’70 waren wat dat betreft voor mij werkelijk een totale doodlopende steeg. Daar gebeurde niks, het was een doorzonwoning, vergeleken met de Villa Kakelbont van de jaren ‘60. " Niet alleen de maatschappij wordt harder, ook de muzieksmaak die daarbij hoort. De luisterliedjes, de Nederlandse muziekscene uit de Waag, moeten het ontgelden. Zanger Joost Nuissl vertelt: “En toen was het ook in één keer was het over, toen kwam de Beatmuziek. Die heeft ons genre eigenlijk helemaal weggevaagd, want ineens werd er in Hilversum geen Nederlandstalige plaat meer gedraaid. Een akoestische gitaar dat stond gelijk aan nou noem eens iets heel ergs op. Het moest allemaal elektrisch zijn en met slagwerk, en zeker niet Nederlandstalig. Engelstalig moest het zijn. Hoe beroerd die teksten ook waren, dat gaf niks: als het maar Engels was. " De luisterliedjes familie groeit uit elkaar. Boudewijn de Groot gaat in de popmuziek. En samen met andere Nederlandse zangers zoals Liesbeth List, Lenny Kuhr, en later Bram Vermeulen wijkt hij steeds vaker uit naar België. In Nederland is nauwelijks nog aandacht voor het genre, buiten de kleinkunst om (zoals. o.a. Freek de Jonge). De jongens van CCC Inc. raken ondertussen steeds verder van de volksmuziek af, tot een aantal van hen begin jaren tachtig hit na hit scoort met de band ‘Doe Maar’. Ook Elly en Rikkert voelen een steeds grotere desillusie over hun flowerpower bestaan. Elly: “Ik herinner me nog een avond, dat ik voor de microfoon stond en ineens zei ik Jongens, dit is een leugen, het is een gewoon een leugen. Het is heel mooi maar het is een leugen want wij hebben de Waarheid ook niet. En ik liep huilend van het podium af, ik dacht: ‘Dit kan niet meer, ik kan het niet meer.’” Het stel pakt het rigoureus aan. In 1975 verkopen de Zuidervelds bijna al hun spullen en vertrekken met hun kinderen in een Mercedes busje. Na een paar weken komen ze terug, want ook op reis vinden ze niet wat ze zoeken. Het is de tijd dat de ‘Jezus-movement’ is overgewaaid uit Amerika. Elly: “De jaren ’70 waren een tijd van radicalisme. Mensen die tot voor die tijd een beetje zweverig en eensgezind op die matrasjes lagen, moesten natuurlijk wel tot iets komen. Je kan niet altijd maar blijven hangen. En veel mensen kwamen toen tot iets, sommigen kwamen bij de Bhagwan terecht, of anderen….Rikkert vult aan: “Sprongen van het dak.” Elly: “En wij kwamen tot Jezus”. Terugkijkend herinnert Elly zich haar bekering als een specifiek moment. Het moment dat een man het huwelijk van hun bekeerde vrienden inzegent. Elly besluit dat zij dat ook wil en knielt samen met Rikkert ook voor de man neer. Elly: “Hij zei alleen maar: ‘Heer, wilt u hun ogen openen?’ En op dat moment deed ik ook mijn ogen open, en alles was werkelijk anders. Het was werkelijk anders: ik zag ineens anders, ik zag ook hoe vies het was bij ons. Dat had ik nooit gezien, en er kwam een soort licht. Dat klinkt heel raar, want het was niet een licht wat je hier hebt, dat was een licht van binnen. En ineens werden dingen opgelost en ik keek naar Rikkert, en ik zag dat hij dat ook ervoer.”
‘Kom en Zie’
Elly en Rikkert en de Evangelische Omroep
“ Hé kom je
kijken wie ik heb ontmoet, Kom en zie kom en zie,
Hé kom je kijken naar de wonderen die Hij doet, Kom en zie kom en zie”
Kom en Zie, Elly
en Rikkert Zuiderveld 1981
Na hun bekering zijn Elly en Rikkert niet te
stoppen. Ze willen anderen zo graag laten delen in het ‘cadeau’ dat ze gekregen
hebben. Maar waar ze voorheen bij de AVRO, de NCRV en de NOS graag geziene
gasten zijn, krijgen ze daar geen podium voor hun nieuwe boodschap. De
ontzuiling is in volle gang. Rikkert: “Er gingen heel veel deuren dicht. Er
waren diverse omroepen die überhaupt jou niet meer vroegen...dat je op sommige
plekken gewoon niet meer zijn kon, en niet meer werd gevraagd dat was
duidelijk.” Binnen de muren van de EO wordt op dat moment druk gediscussieerd
over de bekering van het tweetal. De omroep is jong, zendt pas in 1970 voor het
eerst uit, en is hard bezig om te groeien (niet in de laatste plaats doordat de
aanhang van andere ontzuilende omroepen zich tot deze nieuwe omroep wenden).
Populair evangelisten zijn dus zeer welkom. Maar er bestaat ook twijfel of de
bekering zal beklijven. Jan van den Bosch, hoofd jongerenprogramma’s, hakt
uiteindelijk de knoop door. “Ik heb gewacht en op een gegeven moment had ik het
gevoel, nou, Elly & Rikkert zijn solide, zijn zuiver. Ik ontmoette ze en ik was
direct onder de indruk: het enthousiasme, de intensiteit, de oprechtheid waarmee
ze ook die radicale omkeer hadden gemaakt.” En zo kan het dat hippie-idolen
plotseling door de gangen van de EO lopen. De make-up verdwijnt, het haar wordt
sluiker, de jurken krijgen een hogere neklijn, maar ze blijven zichtbaar
hippies; hippies die optreden op de eerste EO-jongerendag in 1977, voor
een publiek van net geklede, christelijk opgevoede jongeren. Hoewel ze er
misschien anders uit zagen dan de meeste christenen werden ze volgens Jan van
den Bosch wel geaccepteerd:”In andere gevallen hadden we misschien gezegd:’ Pas
je even aan, denk even aan het publiek dat je nu bedient.’ Omdat we zagen dat
het écht was, hadden we daar geen moeite mee” Over hun overstap naar de EO merkt
zanger Joost Nuissl wat cynisch op: “Het kwam natuurlijk toch ook niet slecht
uit dat toen het reguliere publiek voor het luisterlied het massaal af liet
weten en zij die niche in de markt wisten te vinden. Ze zongen daar ineens in
een heel ander circuit, in die zondagscholen en die kerken en God weet waar ze
allemaal hun stichtelijks hebben laten weerklinken.”
‘Maskers af’
Het vinden van een eigen balans
“Zeg, ben jij er al op het gemaskerde bal, Van de maatschappij Al ben je arm als Job, Met je mombakkes op, Hoor je overal bij, Er wordt gewed en geloot, En gedanst door de grote Ontgoochelaar, Maar totaal onverwacht, Diep in de nacht, Is het einde daar, Dan gaan de maskers af, maskers af”
Elly en Rikkert Zuiderveld, Maskers af 1984
Zoals wel vaker met mensen die zich bekeren blijkt hun eerste fase het meest radicaal. Inmiddels hoeven ze niet zo nodig meer mensen over te halen. De make-up, de haarverf en de lager uitgesnede jurken zijn ook weer terug. Maar Jezus blijft een belangrijke factor in Elly en Rikkert’s leven. Het stel lijkt een balans te hebben gevonden. Ze geven veel kinderconcerten, concerten in kerken en ook in seculiere kring. Ze verschijnen ook niet alleen meer bij de EO, maar ook wel bij andere omroepen. En na al die jaren, de macrobiotiek, commune, het hippieleven, de evangelie en de balans die ze samen vonden merkt Rikkert terugblikkend op: “Er is een constante factor die altijd gebleven is, en dat is onze vriendschap.” En dan vergeet hij nog een ding. Want iets anders dat nooit veranderd is, is hun muziek. Zij spelen nog steeds dezelfde lieflijke akoestische luisterliedjes als in de jaren zestig. Alleen worden God en Jezus wat vaker genoemd dan toen.”
Zie de website van de VPRO voor literatuurverwijzingen, bronnen en links.